Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tollenaar

betekenis & definitie

m. (-s), (bijb.) belastingpachter of zijn dienaar; zij gingen vaak onrechtvaardig te werk, zodat de benaming, inz. in het oude Israël, gelijk stond met die van zondaar: een vriend der tollenaren en zondaren; — (fig.) berouwhebbende in deemoeden oprechtheid des harten.

< >