bn. bw. (-er, -st),
1. niet rechtvaardig, onbillijk, onredelijk: is God onrechtvaardig als Hij toorn over ons brengt; ik ben onrechtvaardig tegen hem geweest; een onrechtvaardig oordeel; iem. onrechtvaardig beoordelen.
2. onrechtmatig verkregen: hij weet dat onrechtvaardig goed geen geluk aanbrengt.