(zakte toe, is toegezakt),
1. zakken in de richting van: het toezakken van grondwater naar de sloten; door het telkens toezakken der boorden werd de vaargeul ondieper;
2. (Zuidn.) (van holle ruimten) door zakken (van het omringende) dichtgaan of gevuld worden: de putten waren toegezakt.