(hield toe, heeft toegehouden),
1. (iets) naar (iem.) gericht houden, toereiken: iem. de beker, het glas toehouden;
2. (gew.) verblijf houden, zich ophouden;
3. (gew.) in ongeoorloofde betrekking staan tot een lid van de andere sekse;
4. gesloten houden: de mond, de ogen, de neus toehouden.