(bedeelde toe, hoeft toebedeeld),
1. (van een geheel) bij splitsing de delen ervan (aan versch.
personen) schenken: de inkomsten zouden jaarlijks aan een ieder toebedeeld kunnen worden;
2. (van een deel) toewijzen: hij had de valken hun dagelijks rantsoen toebedeeld; dat lot werd mij toebedeeld;
3. verlenen, schenken: als kind had zij het genadebrood, karig toebedeeld, gegeten.