bn. (-er, -st),
1. (van ruimten en derg.) met veel tocht, trekkerig: een tochtige keet; een tochtige gang;
2. tocht doorlatende: een tochtig raam;
3. (van sommige wijfjesdieren) wellustig, bronstig, minziek: een tochtige koe.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: