Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tippen

betekenis & definitie

I. (tipte, heeft getipt),

1. (onoverg.) met de uiterste tip, d.i. even of precies raken: die japon tipt net op de grond; 2. (onoverg.) een tip vormen of vertonen, met een tip opgaan: die jurk tipt aan die kant;
3. (onoverg.) op de tenen lopen: op kousevoeten tipt hij naar de, keuken;
4. (overg.) de tippen verwijderen van: het haar tippen;
5. (overg.) aan een tip merken: een kaart tippen, ombuigen.

II. (tipte, heeft getipt),

1. (onoverg.) licht of eventjes slaan of raken: hij tipte met zijn pink tegen haar neus; ongeduldig tipte hij met zijn voet op het gaspedaal van de auto;
— (jag.) getipte fazanten, die lichtjes getroffen zijn door een schot;
tippen aan, raken aan (b.v. met de lippen): ze, tipte aan de hete thee, als een poes die te warme melk likt; (fig.) aan iets niet kunnen tippen, er niet aan raken, er niet bij in aanmerking komen, verreweg in de minderheid blijven;
2. (overg.) in aanraking brengen met, dopen in : een doekje getipt in azijn; hij tipte het penseel in een paar verven op zijn palet;
3. (overg.) met een korte doch krachtige slag raken of treffen: men moet het balletje zó weten te tippen, dat het op een verre afstand wegvliegt;
koek tippen, een spel op de kermis, waarbij een stuk koek op het eind van een buigzame lat wordt gelegd, terwijl de spelers daar om beurten met een stok tegen slaan om de koek zover mogelijk te doen wegvliegen;
4. (onoverg.) met de timp spelen, timpen;
5. (overg.) stippen of punten aanbrengen.

III. (tipte, heeft getipt), (beurst.) een tip (IV) geven: van de zijde van de bank was er getipt. IV. (tipte, heeft getipt), (van wagens, lorries enz. die op een tip (V.) zijn gebracht om te worden geledigd) door omkippen ledigen (in een schip, een wagen enz.).

< >