Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tijger

betekenis & definitie

m. (-s),

1. bekend tropisch roofdier (Felis tigris), van het geslacht der katten, met geelachtige huid en donkere vlekken of strepen: de tijger hoort in Zuid-Azië thuis;
2. bij uitbr. ook als ben. voor de luipaard of panter;
3. (fig.) wreedaardig mens.

< >