Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tienvoud

betekenis & definitie

I. o. (-en),

1. getal dat, hoeveelheid die tien maal zo groot is als een ander getal: het tienvoud van vier is veertig;
2. ben. voor die getallen die een veelvoud van tien zijn : alle tienvouden hebben een 0 op de plaats der eenheden ;

II. bw., tienvoudig.

< >