Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tielebuis

betekenis & definitie

eigennaam van de hoofdpersoon van een klucht welke in 1541 door de Haarlemse rederijkerskamer te Diest werd gespeeld; als naam voor een aartsgek bekend gebleven in sommige Zuidn. streken in de uitdrukking zo zot als Tielebuis, door en door gek.

< >