Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Klucht

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (oorspr.) stuk, afgescheiden gedeelte, thans slechts in enkele techn. toepassingen ; vgl. Kluft en Geklucht;
2. troep of vlucht vogels, inz. een broedsel met de ouders: een klucht patrijzen; bij uitbr. troep, menigte : een klucht schapen ; er waren vele fietsers, hele kluchten;
3. kluchtspel, kort toneelstuk waarin een komiek geval uit het dagelijks leven op boertige wijze wordt behandeld (in tegenst. met het fijnere blijspel) : een platte, een dolle klucht; — stomme klucht, pantomime;
4. (thans w. g.) vermakelijke of belachelijke zaak, lachwekkend voorval, grap, aardigheid : hij heeft al heel wat kluchten in zijn leven uitgehaald; dat is het einde van de klucht, van het liedje; — de klucht verstaan, de grap kennen, geen oningewijde zijn.

< >