(<Lat.), v. (-en),
1. (muz., eig. de derde toon van de grondtoon af, deze zelf inbegrepen) interval van de eerste of grondtoon tot de derde opwaarts gerekend : een grote terts bestaat uit twee gehele tonen, als : c tot e; een kleine terts uit anderhalve toon, als : c tot es;
2. het tweede van de vier kleine uren in het breviergebed, oorspr. op het derde uur gebeden.