Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Termijn (r.-k.)

betekenis & definitie

(<Lat.), m. (-en),

1. assistentie- en bedelgebied van Minderbroeders en Capucijnen : die plaats behoort tot hun termijn;
2. het assisteren en bedelen in het onder 1. gen. gebied: wij houden daar termijn, wij gaan daar op assistentie ; op termijn gaan, rondgaan om aalmoezen (in natura) in te zamelen : ’t is tijd om op termijn te gaan met je kale schedel, je volle maan (J. Schreurs).

< >