Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tegenliggen

betekenis & definitie

zie Tegen II, 4.; vooral gebruikelijk in de vorm van het teg. deelw. tegenliggend,

1. (van een zeil) tegen de mast of steng liggend (als het de wind van voren ontvangt).
2. (van een schip) in tegenovergestelde richting varend: een tegenliggend zeilschip.

< >