Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tegengaan

betekenis & definitie

(ging tegen, is en heeft tegengegaan),

1. (thans alleen Zuidn.) tegemoet gaan: ik zal hem een eindje tegengaan.
2. (Zuidn.) ongunstig lopen, verkeerd gaan, tegenlopen: de zaak gaat tegen.
3. trachten te verhinderen, zich verzetten tegen: ondeugden, verkeerde neigingen, gewoonten tegengaan.
4. (Zuidn.) walgen, tegenstaan: dat eten gaat mij tegen.

< >