Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STOUTHEID

betekenis & definitie

v.,

1. fierheid, vrijmoedigheid: de losse stoutheid hunner houding;
2. grootsheid of wijdsheid van opvatting of inzicht: deze figuren waren met wonderbare stoutheid gepenseeld;
3. vrijpostigheid, aanmatiging, brutaliteit;
4. kloekmoedigheid, onverschrokkenheid : de stoutheid waarmee hij ieder gevaar minachtte;
5. (van kinderen) ondeugendheid, ongehoorzaamheid.

< >