o. (-s),
1. kleine duw of stomp ; wel tegen een stootje kunnen, veel verdragen kunnen ;
2. (Barg.) misdadige praktijk waarmee winst wordt behaald ; slag : een mooi stootje;
3. schokkende beweging; met hortende stootjes knikte haar hoofd voorover ;
4. troepje : een stootje gajes ;
5. stukje leer of ijzertje ter herstelling en versteviging van de punt van een schoen.