m. (-s),
1. die spint, inz. arbeider op een spinnerij ;
2. de spinners, familie der vlinders met fors gebouwd lichaam, waarvan de rupsen vóór de verpopping een stevige cocon spinnen {Bombycidae), waartoe o.a. de zijderups, de processierups en de nonvlinder behoren ; van enkele soorten leven de rupsen in groot aantal samen in zakvormige, uit spinsel vervaardigde nesten.