(spiegelde, heeft gespiegeld),
1. licht of beelden terugkaatsen: het watervlak spiegelt; het spiegelend ijs;
2. lichtstralen met een spiegel in een bepaalde richting werpen : die jongen spiegelt in mijn gezicht, in de kamer;
3. glimmen : zijn oud, spiegelend schoolpak ;
4. (wederk.) zich spiegelen, zich in een spiegel bezien; zijn spiegelbeeld teweegbrengen : de boom spiegelt zich in het water;
5. zich spiegelen aan, een voorbeeld nemen aan: daden waaraan zij zich kunnen spiegelen; —(spr.) die zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht, gelukkig hij die uit het ongeluk van een ander lering trekt.