v. (...bonen),
1. langwerpige variëteit van de boon (Phaseolus vuig ar is) waarvan de grote, platte peul fijngesneden als groente gegeten wordt: verse, ingemaakte, gedroogde snijbonen; — (zegsw.) een mens is geen snijboon, een mens heeft behoefte aan genot, heeft zinnelijke behoeften;
2. een rare snijboon, een vreemd persoon;
3. betrekkelijk smal binnenvaartuig, van ongeveer 17 m lengte, met vrij scherpe voor- en achtersteven, die zo goed als verticaal is.