I. m. (...hanen),
1. (vero., arch.) vrijbuiter of rover te paard;
2. (niet alg.) vent, snoeshaan, snuiter : je bent een rare snaphaan.
II. m. (...lianen),
1. ouderwets geweer dat niet met een lont, doch door middel van een haan met vuursteen afgeschoten werd;
2. (zeew.) knietje onder de ra ; steunhout voor de mars.