I. SLUIF
v. (...ven),
1. smalle gleuf, b.v. van een orgelpijp ;
2. overgeschoven huls ; foedraal voor een paraplu ; — ruim, zakvormig vingerverband, dat over de vinger wordt heengeschoven en met een bandje om de pols wordt vastgemaakt, vingerling.
II. SLUIF
m. (...ven), gew. naam voor de kluut (Recurvirostra avocetta).