I. m. (sloeven), (Zuidn.)
1. voorschoot voor vuil werk;
2. oude, grove jas.
II. v. (Zuidn.) slof (II).
III. (<Hd.), m.,
1. zeer fijne bestanddelen in grond, in korrelgrootte liggende tussen klei en zand;
2. grond met een grote hoeveelheid van de onder 1. genoemde bestanddelen.