bn. bw. (-der, -st),
1. (thans niet zeer gewoon) zonderling, vreemd, eigenaardig: ’t is toch singulier, dat het juist zo treft.
2. (w. g.) enkel: in dit singuliere geval.
3. (wisk.) een bijzonder geval vormend; een singulier punt (in een kromme), waar een bijzonderheid optreedt.