ben. voor waarzeggende vrouwen van Oosterse afkomst, die inz. ongeluk over steden en volken voorspelden. Zij werden als zeer oud (1000 jaar) gedacht.
De beroemdste van alle is die van Cumae in Campanië, die uit Azië naar Italië kwam en onder wier geleide Aeneas de onderwereld bezocht (Aene'is, 6de b.). Volgens Ovidius {Met. 14,101 vg.) had zij van Apollo, die naar haar gunst dong, verkregen dat zij zo veel jaren zou leven als er zandkorrels waren in de handvol die zij opnam ; maar zij vergat, evenals Eoos voor Tithonus, er eeuwige jeugd bij te vragen, en zo vergaat haar lichaam en blijft alleen haar stem. Een verzameling van haar profetieën (Sibyllijnse boeken) zou door Tarqui'nius Priscus gekocht zijn en werd bewaard in de tempel van Iupiter Capitoli'nus. In buitengewone omstandigheden als pest, hongersnood, aardbeving enz., werden deze boeken door een bijzonder college (oorspr. 2, later 10, sedert Sulla 15 priesters, Quindecemviri), dat met de interpretatie er van belast was, geraadpleegd. Stilicho heeft ze, schijnt het, ± 405 n. C. laten verbranden. De zogenaamde Sibellijnse spreuken {Ora'cula Sibylli'na) zijn een vervalsing uit later tijd.