Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schuins naar boven gericht, gebruikt wordt om een vierhoekig zeil uit te houden

betekenis & definitie

7. boegspriet.

8. steng.
9. licht werp- of steekwapen, inz. voor de jacht.
10. (Zuidn.) houten gaffel voor landbouwwerk: met sprieten spreidt men het hooi open.
11. (Zuidn.) gevorkt deel van het menselijk of dierlijk lichaam of van een kledingstuk.
12. (Zuidn.) broekspleet.

II. m. (-en), kwartelkoning (Crex pratensis), een vogel uit de familie der ralvogels: de koekoek en de spriet, die leggen in de Meimaand niet.

III.(<Hd.), o., (niet alg.) spiritus, sprit.

< >