bn. bw. (-er, -st),
1. (vero.) angstwekkend, ijselijk : dat had schromelijke gevolgen kunnen hebben ;
2. zeer bedenkelijk, heel erg: op de schromelijkste wijze miskend; — bw., in zeer bedenkelijke of hevige mate, zeer: hij zit schromelijk in de knoei; zich schromelijk vervelen, vergissen; schromelijk te laat komen ; schromelijk verliefd zijn;
3. (Zuidn.) geweldig, zeer groot.