SCHREEUWERD, m. (-s),
1. hij die schreeuwt;
2. straatventer : bij de schreeuwers kan men soms goedkoop terecht;
3. iem. die altijd een grote mond opzet: de schreeuwers in de vergadering; hij is een rechte schreeuwer, spreekt op hoge toon, zonder veel kennis van zaken, zonder degelijkheid ; — pochhans, snoever ;
4. kind dat veel schreeuwt en vervolgens klein kind in 't alg. : het is toch zo'n schreeuwer; een kleine schreeuwer.