(schrapte, heeft geschrapt),
1. door krabben van de bovenste of buitenste laag ontdoen, schrapen : wortelen, aardappelen schrappen;
2. doorhalen, een streep trekken door — (en daardoor ongeldig maken, doen vervallen): verkeerde woorden schrappen; in die kopij is veel geschrapt; iem. of iemands naam (van een lijst) schrappen, zijn naam doorstrepen, niet langer op de lijst laten staan, hem van zijn lidmaatschap enz. vervallen verklaren ; — (oneig.) ik had je al geschrapt (gezegd als iem. veel later komt dan men had verwacht), ik dacht dat je niet meer zoudt komen; — een post van een begroting schrappen, laten vervallen.