Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ruggelings

betekenis & definitie

I. bw.,

1. rug tegen rug: zij toerden ruggelings gebonden en in het water geworpen.
2. op de rug: ruggelings zwemmen.
3. naar de kant van de rug, achterover: hij viel ruggelings van het paard;
4. achterstevoren: hij zat ruggelings op het paard.
5. (w. g.) in de rug, van achteren.

II. bn., achterwaarts gericht: een ruggelingse sprong.

< >