(dreef rond, heeft rondgedreven),
1. (van vaartuigen of andere drijvende voorwerpen, of van de personen die zich daarin of daarop bevinden) her- en derwaarts drijven : de ranke kiel dreef op de Oceaan rond;
2. in een cirkel voortdrijven : het rad werd snel rondgedreven;
3. her- en derwaarts (voort)drijven: de herder dreef zijn schapen rond over de hei.