1. alle delen van het oppervlak op gelijke afstand van het middelpunt hebbende; bolvormig: zo rond als een appel, de aarde is rond;
2. cylindrisch, rolrond: een ronde staaf; de ronde pijp van een kachel;
3. cirkel-, kring- of ringvormig, cirkelrond : een ronde vijver; een ronde snuifdoos; een rond venster; — ook van zaken welke slechts gedeeltelijk cirkelvormig zijn, b.v. boogvormig of gewelfd : een ronde rug, een gebogen rug;
4. gevuld, vol; niet hoekig of scherp van lijnen en omtrek : zich rond eten, een ronde buik hebben; — goed gevuld, vlezig : dikke ronde wangen; volle ronde armen en benen; de hals stond rond en flink op de romp;
5. (van de stem, geluiden enz.) vol, volklinkend, welluidend : een ronde, vrolijke boerinnestem; een ronde toon;
6. (van tijdruimten, inz. van het jaar) zijn kringloop volbracht hebbend; vol, geheel: al het weer dat in een rond jaar aan de hemel kwam; — het hele jaar rond;
7. zó dat er niets aan ontbreekt : de zaak is rond, in orde;
8. (van taal) glad, gepolijst, vormelijk: mijn volksspraak, luttel rond (Staring); — een ronde volzin;
9. (van een getal, een som) tot tien- of honderdtallen afgerond : in een ronde som was het f 700; in een rond getal uitgedrukt; — (Zuidn.) een rond sommeken, een flinke som;
10. ongeveer: rond zou dat 4 millioen opleveren; die rit is rond 20 km;
11. oprecht, openhartig: rond antwoorden, zonder enige veinzerij; rond met iem. omgaan; rond voor zijn mening uitkomen; — het is een ronde kerel, die met iedereen rond omgaat; — (spr.) goed rond, goed Zeeuws, de Zeeuwen zijn oprechte mensen; — het is de ronde waarheid, de zuivere waarheid;
12. (elliptisch, t.w. met weglating van het ww. waarmee rond verbonden gedacht wordt) een gehele kring om : het wiel is nog niet rond; — in alle richtingen door : ik ben het eiland rond geweest; — in een kring naar de rij af: de beker is driemaal rond geweest;
13. in de bw. uitdr. in het rond(e): in een cirkel, een kring: een dans in het ronde; de schijf draait eenmaal per seconde in het rond; — in de omtrek : de mensen van tien dorpen in het ronde; verder in het rond vindt men de verpachte boerderijen; — her- en derwaarts : hij duizelt, tast in ’t ronde; hij keek angstig in ’t rond.
Opm. Als bw. komt rond voor in ww. met de klemtoon op rond en scheidbaar en duidt aan :
1. dat de beweging in een cirkel geschiedt; b.v. rondwentelen;
2. dat de beweging geschiedt in alle richtingen binnen of door een genoemde ruimte; b.v. de kamer rondblikken;
3. dat de beweging achtereenvolgens plaats heeft naar alle kanten, in verschillende richtingen ; b.v. rondhuppelen;
4. bij ww. die een bekendmaking uitdrukken of onderstellen : de verspreiding daarvan naar alle kanten; b.v. rondbazuinen;
5. dat een handeling achtereenvolgens geschiedt met betr. tot elk van de personen in een kring; b.v. rondreiken.