RANSOEN' (<Fr. rançon), o. (-en),
1. (veroud.) het loskopen, betaling van een losprijs;
2. (niet alg.) geldsom tegen betaling waarvan iem. die zijn vrijheid heeft verloren, weer wordt vrijgelaten; losgeld; afkoopsom: tegenwoordig heeft de uitwisseling het rantsoen vervangen; — (Bijb.) losprijs: gelijk de Zoon des mensen is gekomen om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen (Matth. 20 : 28); — iem. op rantsoen stellen, een losgeld of schatting opleggen.