o. (-s),
1. kleine rand: een nieuw randje aan het behang, smalle strook papier aan de boven- en benedenzijde van het behang, om het af te zetten;
2. in aansluiting bij rand in de bet. ,,uiterste kant van een gapende diepte”: op het randje af, op de grens van het mogelijke of geoorloofde (vgl. op het kantje af): ’t is op het randje af van het paradoxale; — ook wel: op het randje alleen.