(preuve) (Lat. provenda), v. (-n),
1. (hist.) jaarlijks inkomen uit geestelijke goederen, door een bisschop te vergeven aan een clericus, inz. een kanunnik, als vergoeding voor een geestelijke bediening;
2. jaarlijkse toelage in een stift, een godshuis, een hofje, in geld of in goederen uitgereikt, om de bewoners tegemoet te komen in hun levensonderhoud.