(<Fr.), o. (...turen),
1. houding: gemakkelijk, vrij, ongedwongen van postuur; — zich in postuur stellen, tot het verrichten van een bep. handeling de daartoe vereiste houding aannemen; bepaaldelijk: zich in gevechtshouding stellen;
2. gestalte, figuur: een vurig meisje, knap postuur; klein van postuur;
3. (Zuidn.) persoon: een vies postuur;
4. (Zuidn.) klein profaan beeldje: postuwtjes in porselein.