v. (-ken),
1. kleine, contrasterend geklemde verhevenheid op de huid, puist, zweertje, bepaaldelijk als symptoom van de onder 2. genoemde ziekte: de pok begint als een rood, jeukend plekje, waarvan het midden pupilvormig verheven is;
2. (mv.) epidemische huidziekte ( Variola), waarbij het gehele lichaam in meerdere of mindere mate met etterpuisten overdekt is : de pokken inenten ; van de pokken geschonden zijn ; — zwarte pokken, grote, met bloed gevulde etterpuisten; — eert. ook als naam voor andere (huid)ziekten;
3. soort van schurft bij schapen;
4. kaasgebrek waarbij ronde met scliimmelweefsel en gist gevulde putjes in de korst van de kaas ontstaan.