Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Poffen

betekenis & definitie

I. (pofte, heeft gepoft),

1. met een doffe slag op de grond neerkomen of doen neerkomen: hij pofte op de grond; iem. op de grond poffen;
2. kloppen, duwen ; met gebalde vuist stompen uitdelen: hij poft er maar op, alsof dat geen zeer doet;
3. paffen, schieten ;
4. in de hete as of op een plaat braden: boontjes, aardappelen, kastanjes poffen.

II. (pofte, heeft gepoft),

1. borgen, op krediet kopen : waar heb je dat gepoft?
2. op krediet verkopen : heb je geen geld? dan zal ik het je wel poffen;
3. (van militairen) zonder verlof overkomen.

III. (pofte, heeft gepoft),

1. (naaist.) bol opnemen, zó naaien, dat het bol staat;
2. opblazen: een lach spleet zijn mond vaneen, de wangen poffend.

< >