(plompte, heeft of is geplompt),
1. (onoverg.) het geluid „plomp” maken bij het vallen in een vloeistof;
2. met een plomp in het water vallen, springen: de steen plompte in het water ; de redder plompte neer in zee;
3. (overg.) met een plomp in een vloeistof werpen;
4. (gew.) bij het vissen met het zware einde van een stok in het water slaan.