I. PLETTER
m. (-s), persoon, machine die plet.
II. PLETTER in de bw. uitdr. te pletter, geheel stuk, kapot, aan gruis : te pletter slaan; te pletter vallen ; hij viel van het dak te pletter, morsdood.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: