Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pleisteren

betekenis & definitie

I. PLEISTEREN

bn., van pleister of gips gemaakt of gegoten.

II. PLEISTEREN (pleisterde, heeft gepleisterd),

1. een of meer pleisters leggen op, daarmee trachten te genezen; ook fig.;
2. met kalkspecie of gips bestrijken: muren pleisteren.

III. PLEISTEREN (pleisterde, heeft gepleisterd), [eig. het last- of trekdier laten weiden] de reis onderbreken om te rusten en voedsel tot zich te nemen: hier zullen wij pleisteren.; in een herberg waar hij gewoon was te pleisteren.

< >