Gr. Phineus',
1. broeder van Cepheus, door Perseus met het Medusahoofd versteend, omdat hij geen afstand wilde doen van Andromeda, met wie hij verloofd was (Ovid., Met. 5,1 vg.);
2. Thracisch vorst, wegens een misdrijf met blindheid geslagen en door harpijen gekweld, die zijn eten bezoedelden ; Zetes en Ca'laïs verlosten hem van die monsters.