Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Peuren

betekenis & definitie

(peurde, heeft gepeurd),

1. (gew.) roeren, wroeten: wat zit die jongen daar altijd te peuren aan ’t slot van de deur;
2. met de peur vissen;
3. (overg.) met de peur vangen: paling peuren;
4. (oneig.) naar iets peuren, iets trachten machtig te worden: hij peurt naar uw afval (Kneppelhout).

< >