Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pantser

betekenis & definitie

(<Hd.), o. (-s),

1. deel van de wapenrusting, ter bescherming van de buik of het lijf; (bij uitbr.) harnas.
2. (dierk.) bij verschillende dieren: een door de huid gevormde harde laag ter beschutting van het lichaam.
3. stalen bekleding waarmee oorlogsschepen, pantsertreinen enz. worden beschermd. [Opm. Een germ. is pantser voor tank, gevechtswagen, ook in samenst.].

< >