I. (spitte op, heeft opgespit),
1. spittende te voorschijn doen komen : hij spitte een doodshoofd op ;
2. door spitten openen: spit ginds een grafkuil op (Tollens).
II. (spitte op, heeft opgespit), aan het spit steken, rijgen : scharren opspitten om ze te laten drogen.