Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oproepen

betekenis & definitie

(riep op, heeft opgeroepen),

1. door roepen naar boven en te voorschijn doen komen: de herinnering die het dode van tijd tot tijd nog eens oproept tot het leven;
2. door roepen wakker maken en doen opstaan : ik zal je vroegtijdig oproepen, om vier uur; —
3. naar een bep. plaats roepen, gelasten om ergens te verschijnen: iem. als getuige oproepen ; de erfgenamen, de crediteuren oproepen; iem. voor een examen oproepen; de verlofgangers zijn opgeroepen, onder de wapenen geroepen;
4. aanmanen, opwekken tot iets : het was of hij haar opriep tot haar heiligste plicht;
5. (veroud., Zuidn.) afroepen, met name noemen; inz. bij openbare verkopingen: de goederen oproepen.

< >