Synoniem van oproepen

oproepen - iemand verzoeken te komen. Via een intercom en dergelijke roept men iemand om. Leveranciers of ondergeschikten ontbiedt men.

In de eerste plaats is het iemand roepen om elders te komen. Afroepen veronderstelt dat hij zich van de plaats, waar hij zijne bezigheid heeft, moet weg begeven om naar elders te gaan, zonder dat er eenig doel bij vermeld wordt. Bij oproepen roept men iemand van eene plaats weg en geeft aan waarvoor hij komen moet, zoo dit niet bekend wordt verondersteld. Iemand van zijn werk afroepen. Hij werd op¬geroepen om voor den rechter te verschijnen. Verder: overluid de namen van personen opnoemen. Afroepen is de namen van personen, die op eene lijst staan of zich ergens bevinden, in geregelde volgorde luide uitspreken tot de lijst ten einde is. Oproepen is het noemen van iemands naam om hem te ontbieden voor een of andere handeling. Hij riep de namen af, naarmate het rijtuig der familie voorkwam. De voorzitter riep de leden alle een voor een op om te stemmen.

oproepen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: op-roe-pen

1. bevel of verzoek om ergens naar toe te komen
♢ hij werd opgeroepen voor het leger
2. verzoek om contact op te nemen
♢ in de krant stond een oproep om mee te doen aan het spel

Onregelmatig werkwoord: op-roe-pen
ik roep op (... ik oproep)
jij/u roept op (... jij oproept)
hij/zij roept op (... hij oproept)
wij/zij/jullie roepen op (... wij oproepen)
ik/jij/u/hij/zij riep op (... ik opriep)
wij/zij/jullie riepen op (... wij opriepen)
hij heeft opgeroepen
de/het/een opgeroepen ....
oproepend, oproepende