(look op, is opgeloken),(litt. t.)
1. opengaan, zich openen (van bloemen) ook fig. : een dier bevoorrechten, die na de middag des levens weer als in een tweede lente van schoonheid opluiken (Gorter); 2. opfleuren, herleven uit een ziekte : de buitenlucht zal haar weer doen opluiken;
3. tot wasdom komen, herleven: het altaarstuk look onder de Vlamingen nog eenmaal krachtig en zelfstandig op.