(kromp op, is opgekrompen),
1. door krimpen korter worden: de huig laten opkrimpen;
2. (van metalen) door ongelijkmatige grote inkrimping kromtrekken;
3. (oneig.) (gemeenz.) verminderen;
4. (van de wind) krimpen, door het Koorden naar het Westen gaan; — (zeilv.) tegen de wind opkrimpen, bijna tegen wind inzeilen.