(ontwijdde, heeft ontwijd),
1. gewijde zaken of plaatsen van hun wijding ontdoen,ontheiligen: een kerk ontwijden; ik heb de reine tempel ontwijd.
2. (oneig.) in zijn ideële waarde aantasten, schenden: hij bezat de treurige moed een in zijn soort voortreffelijk kunststuk te ontwijden.